Versturen van infectueuze organismen en diagnostische monsters

In deze bijzondere tijd met het coronavirus (COVID19) aandacht voor het versturen van infectueuze organismen en diagnostische monsters. Het verpakken en verzenden dient te geschieden overeenkomstig de wettelijke voorschriften opgenomen in het ADR, de Europese overeenkomst met betrekking tot het internationaal vervoer van goederen over de weg. In de regeling zijn de diverse eisen voorgeschreven die we hierbij toelichten.

Het ADR kent de klasse 6.2 infectueuze stoffen. De stoffen van deze klasse zijn als volgt ingedeeld:

UN 2814, infectueuze stoffen, gevaarlijk voor mensen
UN 2900, infectueuze stoffen, alleen gevaarlijk voor dieren
UN 3291, ziekenhuisafval
UN 3373, diagnostische monsters

Infectueuze stoffen worden in de volgende categorieën ingedeeld:

Categorie A:

Categorie A: Een infectueuze stof, die in een vorm wordt vervoerd, die bij blootstelling bij overigens gezonde mensen of dieren blijvende invaliditeit of een levensbedreigende of dodelijke ziekte kan veroorzaken.

a) Infectueuze stoffen, die aan deze criteria voldoen en die bij mensen of zowel bij mensen als ook bij dieren een ziekte kunnen veroorzaken, moeten in UN-nummer 2814 worden ingedeeld. Infectueuze stoffen, die alleen bij dieren een ziekte kunnen veroorzaken, moeten in UN-nummer 2900 worden ingedeeld.

b) De indeling in UN-nummer 2814 of 2900 moet plaats vinden op basis van de bekende anamnese en symptomen bij zieke mensen of dieren, de plaatselijke, endemische omstandigheden of het oordeel van een specialist met betrekking tot de individuele toestand van de zieke mensen of dieren.

De juiste vervoersnaam van UN 2814 is: “INFECTUEUZE STOF, GEVAARLIJK VOOR MENSEN (BESMETTELIJKE STOF, GEVAARLIJK VOOR MENSEN)”.
De juiste vervoersnaam voor UN 2900 is: “INFECTUEUZE STOF, alleen GEVAARLIJK VOOR DIEREN (BESMETTELIJKE STOF alleen GEVAARLIJK VOOR DIEREN)”

 Categorie B:

Een infectueuze stof die niet voldoet aan de criteria voor indeling in categorie A. Infectueuze stoffen van categorie B moeten worden ingedeeld in UN 3373, Diagnostische of Klinische monsters, met uitzondering van culturen die voor de opzettelijke vermeerdering van ziekte verwerkers zijn bedoeld. Deze culturen dienen al naar gelang de situatie in UN nummer 2814 of 2900 te worden ingedeeld. Bloed en organen voor transfusie of transplantatie vallen buiten deze regeling.

 

UN 3291 ziekenhuisafval.

Medisch of ziekenhuisafval is afval dat afkomstig is uit de medische behandeling van dieren of mensen of stammen uit het biologisch onderzoek.

Ziekenhuis-of medisch-afval, dat infectueuze stoffen van de categorie A of B bevat, moet al naar gelang in UN nummer 2814 of 2900 worden ingedeeld. Indien het afval infectueuze stoffen van de categorie B met uitzondering van culturen bevatten, moet het in UN nummer 3291 worden ingedeeld.

De juiste vervoersnaam is: ziekenhuisafval, ongespecificeerd N.E.G. of (bio)medische afval N.E.G. of “gereglementeerd medisch afval, N.E.G.

 

Monsters

Monsters, afkomstig van mensen of dieren, waarvan de waarschijnlijkheid dat zij ziekteverwekkers bevatten minimaal is, zijn niet onderworpen aan het ADR, indien het monster wordt vervoerd in een verpakking, die elke vorm van lekkage voorkomt en die voorzien is van het opschrift “VRIJGESTELD MENSELIJK MONSTER” respectievelijk “VRIJGESTELD DIERLIJK MONSTER”.

De verpakking wordt geacht te voldoen aan bovengenoemde voorschriften indien deze aan de volgende voorwaarden voldoet:

a) De verpakking bestaat uit drie onderdelen:

i) (een) lekdicht(e) primaire houder(s);
ii) een lekdichte secundaire verpakking; en
iii) een buitenverpakking van voldoende sterkte gelet op de inhoud, de massa en het beoogd gebruik, waarbij ten minste één oppervlak minimum afmetingen van 100 mm x 100 mm bezit.

b) In geval van vloeistoffen moet tussen de primaire houder(s) en de secundaire verpakking een voldoende hoeveelheid absorberend materiaal zijn aangebracht om de totale inhoud te kunnen absorberen, zodat tijdens het vervoer elke vorm van uittreden of lekkage van vloeistof niet de buitenverpakking bereikt en de ongeschonden staat van de voor opvulling dienende stoffen niet wordt aangetast.

c) Indien meerdere breekbare primaire houders in een enkele secundaire verpakking worden verpakt, dan moeten deze hetzij afzonderlijk omwikkeld, dan wel gescheiden worden, teneinde onderlinge aanraking te voorkomen.

 

Verpakken

UN 2814, infectueuze stoffen, gevaarlijk voor mensen en
UN 2900 infectueuze stoffen, alleen gevaarlijk voor dieren,

Dienen voor het transport over de weg conform verpakkingsinstructie P620 te worden verpakt. Hierin is het volgende bepaald:

De verpakking dient UN goedgekeurd te zijn en te bestaan uit:

I Een binnenverpakking bestaande uit:
II een vloeistofdichte secundaire verpakking
III bij vloeistoffen voldoende absorberend materiaal tussen de houder en de verpakking om de gehele inhoud te absorberen.

Een voldoende sterke buitenverpakking. De kleinste buitenafmeting moet niet minder dan 10 cm bedragen. een vloeistofdichte houder als primaire verpakking

 

Etikettering

De buitenverpakking moet worden voorzien van het gevaarsetiket voor de klasse 6.2. Tevens moet het van toepassing zijnde UN nummer worden vermeld.

Bij vloeistoffen dient op de buitenzijde tevens het package orientation etiket op twee tegenoverliggende zijden worden aangebracht. Kleur zwart of rood.

 

Diagnostische monsters, UN 3373dienen voor het transport over de wegconform verpakkingsinstructie P650 te worden verpakt. Hierin is het volgende bepaald:

(1) De verpakking moet van een goede kwaliteit zijn, sterk genoeg om de schokken en belastingen die normalerwijze tijdens het vervoer worden ondervonden, te doorstaan, met inbegrip van overslag tussen laadeenheden en tussen laadeenheden en opslagplaatsen, alsmede elke verwijdering van een pallet of uit een oververpakking voor daaropvolgende handmatige of machinale behandeling. De verpakkingen moeten zodanig zijn vervaardigd en gesloten dat elk verlies van de inhoud dat onder normale vervoersomstandigheden door vibratie of door veranderingen in temperatuur, vochtigheid of luchtdruk zou kunnen optreden, wordt verhinderd.

(2) De verpakking moet bestaan uit ten minste drie bestanddelen:

  1. a) een primaire houder;
  2. b) een secundaire verpakking; en
  3. c) een buitenverpakking waarvan ofwel de secundaire verpakking, dan wel de buitenverpakking stijf moeten zijn.

(3) Primaire houders moeten op zodanige wijze in secundaire verpakkingen zijn verpakt, dat zij onder normale vervoersomstandigheden niet kunnen breken of worden doorboord en dat het uittreden van de inhoud in de secundaire verpakking wordt vermeden. Secundaire verpakkingen moeten in buitenverpakkingen worden vastgezet met behulp van geschikt opvulmateriaal. Bij lekkage van de inhoud mag de ongeschonden staat van de voor opvulling dienende stoffen en van de buitenverpakking niet worden aangetast.

(4) Voor het vervoer moet het hieronder weergegeven kenmerk op het uitwendige oppervlak van de buitenverpakking op een achtergrond met een contrasterende kleur zijn aangebracht en het moet duidelijk zichtbaar en leesbaar zijn. Het kenmerk moet de vorm hebben van een onder een hoek van 45° op een punt staand (ruitvormig) vierkant met afmetingen van ten minste 50 mm bij 50 mm; de breedte van de lijn moet ten minste 2 mm bedragen en de hoogte van de letters en cijfers ten minste 6 mm.

De juiste vervoersnaam “BIOLOGISCHE STOF, CATEGORIE B” moet met letters van ten minste 6 mm op de buitenverpakking nabij het ruitvormige kenmerk zijn aangegeven.

(5) Ten minste één oppervlak van de buitenverpakking moet minimum afmetingen van 100 mm x 100 mm bezitten.

(6) De verpakking, gereed voor de verzending moet met goed gevolg de valproef in 6.3.5.3, zoals nader aangegeven in 6.3.5.2, bij een valhoogte van 1,2 m kunnen doorstaan. Na de uitvoering van de valproeven in de volgorde die van toepassing is, mag er geen sprake zijn van lekkage uit de primaire houder(s), die voor zover voorgeschreven, beschermd moeten blijven door het absorberend materiaal in de secundaire verpakking

(7) Voor vloeibare stoffen:

  1. moet(en) de primaire houder(s) vloeistofdicht zijn;
  2. moet de secundaire verpakking vloeistofdicht zijn;
  3. indien meerdere breekbare primaire houders in een enkele secundaire verpakking worden geplaatst, dan moeten deze hetzij afzonderlijk omwikkeld, hetzij gescheiden worden, zodat onderlinge aanraking is uitgesloten
  4. Tussen de primaire houder(s) en de secundaire verpakking moet absorberend materiaal worden inhoud van de primaire houder(s) te absorberen, zodat vrijgekomen vloeistof de goede staat van het opvulmateriaal of van de buitenverpakking niet zal aantasten;
  5. De primaire houder of de secundaire verpakking moet in staat zijn een inwendige druk van 95 kPa

8) Voor vaste stoffen:

  1. moet(en) de primaire houder(s) stofdicht zijn;
  2. moet de secundaire verpakking stofdicht zijn;
  3. indien meerdere breekbare primaire houders in een enkele secundaire verpakking worden geplaatst, dan moeten deze hetzij afzonderlijk omwikkeld, hetzij gescheiden worden, zodat onderlinge aanraking is uitgesloten
  4. Indien er enige twijfel over bestaat of er al dan niet restvloeistof aanwezig is in de primaire houder vloeistoffen, met inbegrip van absorberende materialen.

(9) Sterk gekoelde of bevroren monsters: IJs, droogijs en vloeibare stikstof

Indien droogijs of vloeibare stikstof als koelmiddel wordt gebruikt, zijn de voorschriften van 5.5.3 van toepassing. Indien ijs wordt gebruikt, moet dit buiten de secundaire verpakkingen of in de buitenverpakking of een oververpakking worden aangebracht. Om de secundaire verpakkingen in de oorspronkelijke positie te houden, moet voor inwendige ondersteuning worden gezorgd. Indien ijs wordt gebruikt, moet de buitenverpakking of oververpakking vloeistofdicht zijn.

De primaire houder en de secundaire verpakking moeten hun goede staat behouden bij zowel de temperatuur van het gebruikte koelmiddel als de temperaturen en drukken die het gevolg kunnen zijn van het wegvallen van de koeling.

(10) Indien colli worden geplaatst in een oververpakking, dan moeten de kenmerken van de verpakking, voorgeschreven in deze verpakkingsinstructie, ofwel duidelijk zichtbaar zijn, dan wel worden gereproduceerd op de buitenzijde van de oververpakking.

(11) Verpakte infectueuze stoffen, ingedeeld onder UN 3373 en colli die zijn gemerkt overeenkomstig deze verpakkingsinstructie, zijn niet onderworpen aan andere voorschriften van het ADR.

(12) Duidelijke instructies aangaande het vullen en sluiten van dergelijke colli moeten door fabrikanten van verpakkingen en navolgende distributeurs worden geleverd aan de afzender of aan de persoon (bijv. een patiënt) die het collo klaarmaakt voor verzending, zodat het collo op de juiste wijze voor vervoer kan worden voorbereid.

(13) Andere gevaarlijke goederen mogen niet met infectueuze stoffen van klasse 6.2 in dezelfde verpakking worden verpakt, tenzij deze noodzakelijk zijn voor het behoud van de  levensvatbaarheid, stabilisatie of het voorkomen van degradatie of neutralisatie van de gevaren van de infectueuze stoffen. Een hoeveelheid van ten hoogste 30 ml van gevaarlijke goederen van klasse 3, 8 of 9 mag in elke primaire houder die infectueuze stoffen bevat, worden verpakt. Indien deze kleine hoeveelheden gevaarlijke goederen tezamen met infectueuze stoffen in overeenstemming met deze verpakkingsinstructie worden verpakt, dan hoeft aan geen ander voorschrift van het ADR te worden voldaan.

(14) Indien stoffen in een laadeenheid hebben gelekt en zijn gemorst, mag de laadeenheid niet worden hergebruikt voordat hij grondig is gereinigd en zonodig is gedesinfecteerd of ontsmet. Alle andere goederen en voorwerpen die in dezelfde laadeenheid zijn vervoerd, moeten op mogelijke besmetting worden onderzocht.